COLUMNS

 

Lees hier achtergronden en commentaren van Peter Sterk en Fedor van Rossem. Aan de hand van dagboekaantekeningen en overdenkingen.

---------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------

Reizen met een zieke

 

Lusaka , 07 maart 2007 . 14:12 u. 34ºC . Dag 028

 

Ik reis met Fedor van Lusaka (de hoofdstad van Zambia) naar Livingstone. Een toeristenplaatsje in hetzelfde land. De laatste dagen zijn we te gast geweest bij een arme boer op het platteland. Het was er erg gezellig, maar we hebben hem verteld dat we hetzelfde wilde ervaren als wat hij elke dag ervaart. Dat hebben we geweten. Naast het feit dat we in de smerigheid sliepen, getergd door bedluizen, kikkers en ander ongedierte kregen we ook hetzelfde voedsel. Voedsel dat door een van zijn 5 vrouwen was bereid. Hoewel je bij één van de vrouwen nog wel een neiging naar emancipatie proefde, was dat niet aan haar kookkunsten te merken. Allemaal dezelfde flauwe hap. Een soort maïsbal (chima) met daarbij een fijngeprakte groente. Ook flauw. Gelukkig had ik daar ook honger, dus kreeg ik het goedje nog net naar binnen krijgen.

 

Ik geloof dat Fedor er niet echt last van had, maar ik kreeg het maar net mijn keel in. Ja, en door dat vervelende schuldgevoel en dat aangeleerde respect durf je dan ook niet te zeggen dat je het smerig vindt. Vind je het gek dat de Zambiaanse keuken nooit echt van de grond is gekomen. Niemand durft ze te vertellen dat het niet te vreten is. Maar goed, vier dagen lang heb ik tegen heug en meug de maïspap met flauwe groente naar binnen zitten werken. Gisteren gingen we weer terug naar de geciviliseerde wereld. Dus wat doen Fedor en ik? We gaan meteen aan het bier en duiken daarna een steakhouse in. Ik neem een grote steak en Fedor bestelt een lekkere kipcurry. Na een biertje of 6 durven we aan elkaar toe te geven dat we eigenlijk te moe zijn om nog te gaan stappen en gaan naar ons hotel om te pitten.

 

De volgende morgen voel ik me niet helemaal lekker. Ik heb een lichte koppijn en voel toch wel dat ik een bal vet in mijn maag heb. Ik ga dan ook meerdere malen achter elkaar naar het toilet om te poepen, zoals het netjes heet. Ik besluit nog net geen diacura te nemen want dat is een pil waarvan je hele systeem dichtslaat. Ondertussen zijn we wel retevroeg op en regelen we een four wheel drive car voor onszelf. Ik heb nog nooit in een echte drukke stad aan de linkerkant gereden. Dus Fedor kruipt achter het stuur. Het is een mooie wagen. Je weet wel, zo’n wagen waar die VN-gasten mee rijden. Die te dikke patserbakken met de uitstraling van: kijk ik doe aan ontwikkelingssamenwerking maar wel pas als ik deze auto vergoed krijg. Nou, die hebben wij ook. Met airco en alles er op en er aan. Lekker stoer.

 

Fedor loodst de wagen de drukste straat van Lusaka door en net voordat we bij de drukste rotonde van de stad zijn, zie ik hem geschokt een hand voor de mond slaan. Hij is iets vergeten. Of komt nu achter een heel erg groot geheim. Wat kan het wezen. Onze paspoorten vergeten? Hij moest nog iemand bellen. Een tas laten staan in de hotel lobby? Nee. Fedor heeft die verbaasde blik op zijn gezicht omdat hij zonder al te veel aankondiging een mond vol kots heeft. Tsja, daar zit je dan. Achter het stuur van een vette bak. Op een van de drukste straten van het land met een mond vol kots. Het duurt even voordat ik doorheb wat er aan de hand is. Fedor probeert de handel nog door te slikken maar zijn lichaam had juist besloten dat dit goedje er uit moest dus dat lukt niet. Wat te doen? Ik zie zo snel geen tas. Alleen mijn eigen rugzak en om nu nog twee weken rond te gaan lopen met een ondergekotste rugzak, daar heb ik ook geen zin in. Dat trekt hyena’s aan. En die zitten hier. Ik geef de moed op en denk al snel: dan maar in de vette bak. Fedor heeft een beter plan. Hij zet de vette bak in zijn vrij, op de handrem stapt uit en rent over een baan maar de berm.

 

De auto achter ons wil geïrriteerd gaan toeteren. Totdat ze een straal curry uit de mond van Fedor zien spuiten waar menig Zambiaanse boer trots op zou zijn. Ik stap aan mijn kant uit en loop schouderophalend en toch een beetje verontschuldigend kijkend naar de achterkant van de auto. De auto achter ons gaat wijselijk om ons heen. Ik ben nooit zo verzorgend, dus loop ik naar de kant van Fedor en stap in de auto. Ondertussen geeft Fedor een volgende lading. Het spat in het rond en niemand, besteedt er enige aandacht aan. Alsof het heel normaal is dat een lange blanke man de hoofdstraat onder kotst.

 

Ik zit onder tussen met een ander probleem. Ik moet nu een auto waar alles precies andersom zit in vergelijking met mijn eigen auto gaan besturen en de drukke rotonde over helpen. Ik rammel wat met de pook en laat Fedor kotsend achter. Ik schreeuw natuurlijk nog wel dat ik hem aan de overkant van de straat oppik. Als hij is leeggekotst. Even later zit Fedor nahoestend naast me. Dat is er uit, denken we allebei. Dat blijkt niet helemaal waar te zijn. Als we later die dag een colaatje bestellen moet Fedor weer naar het toilet. Hij wordt langzaam zo ziek als een hond. En ik voel me ook niet helemaal de oude. Waarschijnlijk hadden we het gewoon bij die magere troep moeten houden. Dat lijkt me wel het ergste dat me kan overkomen. Dat ik dankzij dit project niet meer tegen bier kan. Ik ga nu slapen. Kijken hoe we er morgen voor staan.

 

---------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------

 

Nep-Afrika

Durban , 05 maart 2007 . 19:46 u. Klam 22ºC . Dag 022

 

Op een bed in Durban, Zuid-Afrika. Ik ben hier gisteren gekomen na een week Zambia. Veel mensen vinden dat je in Zambia nog het echte Afrika ziet. Dat klopt ook wel, ze hadden daar nog net geen botje door hun neus. Maar hier is het totaal anders. Hoe zou je het moeten noemen? Het nep-Afrika.

 

Hier vallen echt een aantal dingen heel erg op en ze bevestigen je vooroordelen. Gisterenavond bijvoorbeeld ging ik eten met twee mannen die me ophaalden van het vliegveld. Kende ik via via. Op de parkeerplaats van het restaurant stond in plaats van een smoezelige donkere man een dikkige blanke vrouw de auto’s te bewaken. Mijn gastheren vertelden me dat dit raar was. Zeker om een blanke vrouw aan het einde van de avond een kwartje te geven. Ik beaamde dat. In de Afrikaanse landen die ik tot nu toe heb gezien, betekent blank zijn namelijk automatisch dat je geld hebt. En als je geld hebt, ga je geen auto’s lopen bewaken bij een restaurant. Dit kon dus twee dingen betekenen. Of de vrouw was in een verkeerd lichaam geboren en waande zichzelf zwart. Of dingen zijn hier toch echt wel anders. Ik koos voor de eerste optie.

Vandaag werd ik zweterig wakker in een viezige kamer van een backpackershotel. Ik moest er weg. Vanwege het geschreeuw van hoeren of andere vrouwen de hele nacht en vooral vanwege het feit dat ik me te oud voelde voor een backpackershotel. Nu in een hotel aan het strand. Op het strand liep een blanke man die er wat smoezelig uitzag. Hij had een ongewassen baard en at een hamburger. Ik dacht nog, lekker fris. Maar zag toen dat hij in een vuilnisbak keek. Of daar nog wat te eten lag. Hij ging er met zijn arm in, bekeek iets en besloot toen om het te laten liggen. Ik was geschokt: een blanke zwerver in Zuid-Afrika. Dat had ik nog nooit gezien. Ik wilde nog naar hem toe gaan om te zeggen dat hij normaal moest doen. Hij was blank. Gedraag je daar dan naar. Geef een arme donkere man die hamburger. Maar ga niet zelf lopen schooien. Zo verpest je het voor hun.

 

Even later wordt mijn vrees bewaarheid. Ik loop over de boulevard en een blanke man spreekt mij aan. Hij heeft een klein blank meisje van een jaar of drie op zijn schouder zitten. Hij vraagt me of ik Afrikaans ben. Lijkt me niet, is mijn eerst gedachte. Maar dan bedenk ik dat hij bedoelt of ik een blanke Afrikaan ben. Je weet wel die uit die tijd van toen je nog mocht discrimineren volgens de wet. De man heeft de uitstraling van een werkeloze vrachtwagenchauffeur die net heel erg geschrokken is. Van een hert dat overstak, of omdat zijn remmen het niet doen de helling af. In ieder geval beantwoord ik zijn vraag met nee. Dan vraagt hij of ik in ieder geval enig fatsoen heb. Dat is altijd een goeie advertising-truc. Een beroep doen op iemands menselijkheid. Ik trap er met open ogen in en zeg vol trots dat ik zeer fatsoenlijk ben. Nu heeft hij me. “Ik ben geen alcoholist, ben niet aan de drugs, ik moet alleen wat melkpoeder voor mijn kleine meid kopen. Het kost 65 rand (bijna tien euro) en daar doe ik dan een hele week mee.”

 

Zo’n verhaaltje moet je natuurlijk altijd met een korreltje zout nemen. Wat de man eigenlijk zegt, is: ik ben een alcoholist en probeer mijn evenwicht te houden door het kind dat ik net ontvoerd heb op mijn schouders mee te torsen. Het gaat goed, ik ben pas twee keer gevallen. Ik ben bezig om naast mijn alcoholisme een drugsverslaving op te bouwen. Ik heb al wat geld, maar alles is welkom dus als jij ook nog effe wilt lappen dan ben jij de 12de die vandaag in mijn praatje stinkt.

 

Fatsoenlijk als ik ben. pak ik mijn portemonnee. Ik zeg nog dat ik niet zoveel heb als 65 rand. Maakt hem het uit. Hij weet dat hij wat gaat krijgen en is allang blij. Bier en drugs komen weer binnen handbereik. Misschien krijgt de kleine meid ook wel wat. Een ijsje of een slokje bier. De man benadrukt nog eens dat hij geen alcoholist is en niet aan de drugs zit. Hij houdt zijn hand horizontaal op en een halve seconde lijkt hij niet te trillen. Typisch gedrag van een alcoholist. In herhaling vallen en weten dat je hand gaat trillen als je een kater hebt. Gaat ook altijd weer over als je weer genoeg zuipt trouwens. Je vraagt je misschien af hoe ik dat weet. Ach, het is dat ik op de verkeerde plaats (het rijke Nederland) geboren ben, anders had ik hier net zo goed met een kind rond kunnen lopen. Ik heb gewoon net iets te veel geleerd en net te veel kansen gehad. Ik geef de man twintig rand, genoeg voor een biertje of 4. Hij is blij. Zou ik ook zijn als iemand mij vier bier gaf. Het kind mompelt iets kinderachtigs op zijn schouder en hij loopt door. Ik ga toevallig dezelfde kant op dus lopen we gezamenlijk een stukje op. Ik wil eigenlijk van hem af. Ik heb toch al betaald? Ik ben toch fatsoenlijk geweest? De man mompelt nog wat over het weer. Ik zeg dat hij gelijk heeft en houd een beetje in. De man loopt door en het kind gaat automatisch met hem mee. Ik ben er van overtuigd. Zuid-Afrika is goed bezig. Pak die vuile witte boeren maar goed aan. Dat zal ons leren.

---------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------

 

 

Lief dagboek

Sierra Leone, 23 februari 2007 . 9:46 u. Klam 27ºC . Dag 001

 

Nou, we zijn in Afrika. Ik moet heel eerlijk zeggen. Het valt mee. Het valt heel erg mee zelfs. De meeste mensen zien er redelijk tot normaal verzorgd uit. Okee, ze hebben aids, maar je ziet daar weinig van.De sanitaire voorzieningen zijn niet overal om over naar huis te schrijven, al doe ik dat nu wel. Je hoort hier ook veel gezang. Over speakers. En de mensen gedragen zich soms wat onderdanig, dat is af en toe wennen. Maar als je daar doorheen kunt kijken, zijn het hele vriendelijke open mensen. Armoede zit vaak onder de oppervlakte.

 

Dat zal hier dan ook wel zijn want aan de oppervlakte zijn het goedlachse mensen. De meeste mensen spreken ook oppervlakkig engels, dus hebben toch op de een of andere manier een opleiding genoten. Goed, soms grijpt het je toch aan. Dan wil je die mensen al je geld geven. Maar ja, dan weet je ook dat je daarmee hun problemen niet oplost en hou je je duiten in je zak. Daarna voel je je weer schuldig. Dat zijn zo van die dingen die er in sluipen bij een bezoek aan Afrika. Het hoort erbij. Maar, zoals ik al zei, tot nu toe valt het reuze mee. Ik ben hier nu een half uur en denk er over om straks even buiten het vliegveld te kijken. Eens zien hoe het er daar aan toe gaat.

 

Je Peter

---------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------

 

 

COLUMN

Zwemmende negers

 

Negers kunnen niet zwemmen! Het grappige is dat ze het ook niet toe durven te geven. Vorige week waren we nog in Zambia. Onze gastheer Cephas was verbaasd toen Fedor en ik vertelden dat we beiden konden zwemmen. Ik vroeg aan hem of hij het ook kon. “Natuurlijk” beaamde hij. Maar toen we een dag later bij een stuwmeertje aankwamen ging hij snel onder een boom zitten.

 

Fedor en ik deden onze kleren uit en doken in onze zwembroek de plomp in. Eenmaal in het diepe riepen we Cephas. “Kom op man het is lekker water” Hij bedankte. Waarom? Het was snikheet én volgens Cephas was het water waar in we zwommen drinkbaar. Cephas bleef toch lekker onder een boom hangen. Die kan niet zwemmen dacht ik. Ja, als je op het platteland van Zambia opgroeit waar ze gemiddeld zo’n 9 maanden per jaar met extreme droogte te kampen hebben kun je je afvragen of je graag op zwemles zou willen.

 

Maar nu zit ik in Durban. Een kustplaats in Zuid Afrika. Naast alle surfboys die je hier ziet zie je ook zwarte mensen die het strand op gaan. Lekker zwemmen zou je denken. Nee hoor, je ziet hier hele hordes negers met zijn allen in de zee staan. Ze staan eigenlijk een beetje te hoppen. Zodat ze niet met hun hoofd onder water gaan als er een golf voorbij komt. Echt grappig! Maar, ze kunnen dus niet zwemmen in Afrika!

 

Ze zeggen trouwens dat er in Durban heel veel criminelen rondlopen. En dan bedoel ik geen criminelen die proberen vals geld te wisselen of die je iets aan willen smeren. Nee, gewoon echte recht toe recht aan criminelen. Gewoon met een pistool. Die zeggen: ‘Ik wil je geld anders schiet ik je kapot!’. Klinkt toch een stuk duidelijker dan: ‘Hey, my friend, kom eens kijken in mijn winkeltje’. Nee, geef mij de echte criminelen maar. Zeker omdat ik precies weet hoe ik daar mee om moet gaan. En het werkt. Ik ben de afgelopen dagen al vijf keer aangesproken door een louche uitziende neger. Vijf keer heb ik adequaat gehandeld. Zonder iets te zeggen ben ik elke keer onmiddellijk opgestaan en de zee in gedoken. Het hielp ik ben geen enkele keer beroofd. Simpel omdat ik weet dat negers niet kunnen zwemmen. Zeker die criminelen met een geladen pistool op zak niet.

Peter, 4 maart 2006, Durban SA

 

  

 

STOPDEDERDEWERELD.NL is de site waarop het bewustzijn van de 3e wereld wordt gestimuleerd. Kijken, Denken, Doen. Een initiatief van Peter Sterk en Fedor van Rossem. Wordt ook een stopper en blijf wekelijks op de hoogte van de nieuwste clips. Mail je mail naar start@stopdederdewereld.nl


Hivos heeft STOPDEDERDEWERELD.NL mede mogelijk gemaakt. Klik op www.hivos.nl en zie hoe zij de derde wereld aanpakken.


Peter Sterk en Fedor van Rossem creëren meer. Zie wat op www.adjokaday.com